zondag 11 november 2012

Alles in de wind

Beste Ada, Richard jr, Edith en Herbert,

Op een dag als vandaag, 11 november, moet ik wel iets schrijven over die oorlog van nu bijna 100 jaar geleden. Ongetwijfeld zullen er veel nationale hymnes hebben weerklonken in Ieper, Brussel, London en Parijs. Er zullen kransen zijn neergelegd, minuten stilte gehouden en medailles zullen gedanst hebben op uniformen. Ik heb er allemaal niets mee, met dat uiterlijk vertoon dat toch altijd wat moeilijk het evenwicht weet te houden tussen deemoedig eerbetoon en verheerlijking van het heldendom, tussen internationale verzoening en nationalistisch vendelgezwaai. Ik laat het maar gebeuren, maar ik moest vanmorgen aan jullie denken. Ik denk niet dat één van jullie nog leeft. Ada werd geboren in 1904, Richard een jaar later, Edith was van de zomer 1912 en de kleine Herbert van 13 juli 1914. 27 dagen later werd jullie vader, Richard sr,  opgeroepen en tegen eind augustus zou hij al in Vlaanderen arriveren. Heel even leek hij geluk te hebben: een kleine verwonding die hem een blighty bezorgde. Van oktober '14 tot maart '15 was hij thuis. Kleine Herbert was nog altijd geen jaar oud als zijn daddy opnieuw naar Flanders' Fields moest komen op 17 maart. Nog geen twee maanden later zou hij voor eeuwig rust vinden in mijn dorp: Reningelst.
De kinderen van Reningelst, zij die nog niet door de pastoor waren aangemaand om naar de schoolkolonies in Frankrijk te trekken, moeten jullie pa hebben zien liggen. Hij en zijn maats, tientallen, lagen in een lange rij in de weide langs de kerkhofmuur. Als je op het dorpsplein stond kon je ze horen snakken naar adem en met schorre stem schreeuwen om water. Kinderen van Reningelst hebben zijn verbrande, uitpuilende ogen gezien, hebben het schuim op zijn lippen zien staan, hebben de dokter gezien die de hele rij afging om hen een strichninespuit te geven. Op 2 mei 1915 brachten Britse legerlorries de slachtoffers van de gasaanvallen bij Hill 60 binnen in het dorp. En drie dagen later een tweede lading. Toen was jullie dad erbij. In de negen oorlogsmaanden daarvoor zouden er in het dorp hoop en al vier soldaten worden begraven. En dan plots 13 en nog eens 11. Het dorp zou nooit meer hetzelfde zijn als voorheen. De oorlog had het voor goed veranderd. De kleine begraafplaats langs de kerkhofmuur, waar Pa Wardle ligt, zou snel te klein blijken en er kwam een groot New Military Cemetery, achter de school.
Ik vraag me af hoe het voor jullie moeder en voor jullie zelf moet zijn geweest om te vernemen dat jullie vader was gestorven door de... wind. De wind die op bepaalde dagen de rook van de staalfabrieken uit Leeds over jullie huis voerde en op andere dagen de frisse lucht van de Yorkshire Dales. Het kon wel eens kwalijk ruiken, maar dat de wind kon doden. Dat jullie vader was gestorven omdat de wind in de slechte richting blies en mensen met perverte geesten ervoor zorgden dat die wind een verstikkende dood aanvoerde. Hoe was het om dat te horen?
Hoe was de eerste verjaardag van de kleine Herbert, die 13de juli van 1915? Waar dacht je moeder aan toen Bertie diep adem haalde en het kaarsje uitblies?
"From his loving wife and children" staat er op het graf van jullie vader. Er zijn geen uniformen voorbij gemarcheerd vandaag. Geen vlaggen hebben gewapperd of hymnes weerklonken. De middagzon legde zijn zerk in een warme, oranje gloed. Er stond wel een verraderlijk, fijn windje. Ik ben hem gaan groeten, in jullie naam.

Wim

dinsdag 6 november 2012

DE KERK IS HET DORP

Eerwaarde heer Bonny,

Onder de niet bepaald goed bekkende titel "Een houtskoolvuur met vis erop en brood" hebt u een document geschreven waarin u, onder andere, pleit voor het fuseren van parochies tot, bijvoorbeeld, de grootte van de huidige gemeenten. In uw eigen kerkprovincie Antwerpen zou dat van 300 naar zo'n 70 parochies gaan.  Ook al had u dat niet bedoeld, denkt de modale burger die niet zo thuis is in de manier waarop kerk en staat zich tegenover elkaar verhouden in België, dat er dan meteen zo'n 230 kerken gesloten worden voor de eredienst. Zo ziet u dat niet. Een kerk is meer dan een huis waar op zondag mis wordt gehouden en één parochie hoeft zich niet te beperken tot het werk in één huis Gods.
Ik gebruik maar meteen die term die de katholieke kerk zo graag gebruikt voor een kerkgebouw: het huis van God. Dat neemt u ook zeer letterlijk: God woont in die kerken en eens over de meestal imposante, arduinen of marmeren dorpel betreed je gewijde grond. De kerkleiding en de kerkgemeenschap heeft het dus over veel meer dan die indrukwekkende bouwsels die doorgaans de skyline van een dorp of en stadswijk bepalen. Kerken zijn geen architecturale hoogstandjes of misplaatste getuigen van grootheidswaanzin, het zijn als het ware steen geworden veruitwendigingen van de aanwezigheid van God op aarde. Wie bij het lezen van (of eerder het horen waaien over) uw tekst zijn boontjes te week legt op die fantastische, steeds interessant gelegen, doorgaans goed onderhouden, openbare gebouwen om er weet ik wat nog al mee te doen, moet zijn enthousiasme dus nog wel even opbergen.
En toch, eerwaarde, heeft u ook mij aan het denken, het dromen gezet. Neem nu de Westhoek. Ik hoef u de regio niet te leren kennen, als Oostendenaar zal u wel ooit eens terecht gekomen zijn in de buurt, of beperkten de familie-uitstapjes zich tot het pretpark voor misdienaars Dadipark? Neem nu Poperinge: een stad van net geen 20.000 inwoners en liefst 11 parochiekerken op haar grondgebied. Ik wil geen wiskundige formuletjes opdissen om te bewijzen dat dat aan de hoge kant ligt voor het vermoedelijk aantal praktiserende gelovigen. Wiskunde is niet gemaakt om over emotie te redeneren. En het ligt natuurlijk erg emotioneel. De dorpskerk van Reningelst, waar ik ben gedoopt, vind ik een fantastisch gebouw en op welke hoogte ik ook mag staan in de omtrek, het zal altijd die toren zijn waar ik naar op zoek ga en het vinden ervan bezorgt me een warme gloed. De kerk van 't dorp, dat is ons dorp. Maar, eerwaarde, ik vind dat ik er zo weinig gebruik kan van maken. Ik heb namelijk niets meer met wat daar wordt verteld en beweerd, ook al besef ik dat we beter af waren als iedereen uit godsvrees het tweede gebod "Bemin uw naaste zoals uzelf"zou opvolgen. Het wereldlijke alternatief voor naastenliefde, solidariteit, blijkt in deze egoïstische tijden niet echt aan te slaan. U moet er de verkiezingsuitslagen maar eens op naslaan...
Maar goed, die dorpskerk, die niet alleen emotioneel van mij is, maar ook letterlijk want het is mijn belastingsgeld dat het gebouw recht houdt; die dorpskerk zou ik ook graag een beetje voor mij willen hebben. Maar dat ligt moeilijk, vanwege die gewijde grond. En ik weet dus niet hoelang dat nog vol te houden is, beste eerwaarde. In hartje Poperinge staan drie monumentale kerken, samen goed voor wel een hectare vloer en dan praat ik nog niet over de hoogte ervan. Ze staan centraal, strategisch en zijn alle drie beschermd. Dat betekent dat wij, de gemeenschap, ze sowieso moeten onderhouden. Ik hou mijn boontjes op 't droge maar ik heb al bijzonder leuke dingen zien gebeuren in ontwijde kerken: theater, concerten, in Maastricht is de mooiste boekhandel van ons taalgebied ondergebracht in een kerk en in Haarlem wordt zelfs bier gebrouwen in een kerk. Wou u er een eetfestijntje houden met visjes en brood, op houtskoolvuur?
Met eerbiedwaardige groeten,

Wim

dinsdag 16 oktober 2012

Lokaal werk op de plank!

Beste Tim Pauwels,

Ik vernam gisteren dat je de politieke journalistiek (tijdelijk) verlaat. Ik wens je 't beste in je nieuwe baan als deontoloog van de VRT. Het moet wel lukken dat ik je net niet zo erg wou feliciteren met wat dan blijkbaar je laatste journalistieke wapenfeit was: het kopstukkendebat van afgelopen zondag. Het klopt sowieso al niet zo'n debat, na gemeenteraadsverkiezingen, want er zijn een veelvoud van 589 kopstukken in evenveel Belgische gemeenten. Ja, ik zeg 't maar even dat het verkiezingen waren in heel België, een land dat tot nader orde nog even bestaat. Maar goed, ik wil nog aannemen dat zo'n debat erbij hoort na zo'n dag. Maar dat je dan na twee minuten al toelaat dat het eigenlijk alleen nog gaat over juni 2014 en de nationale verkiezingen die we dan te verwerken krijgen. Dat jij de heren kopstukken daarover niet op de vingers hebt getikt en ze opnieuw naar het lokale debat hebt gedreven,  neem ik je een beetje kwalijk. Trouwens, de hele VRT heeft deze lokale verkiezingen in zijn totaliteit veel te nationaal aangepakt, alsof ze waterdragers waren voor die partij die dat zo graag wou. Al wil ik je graag geloven als je oprecht beweert dat jij persoonlijk kleurloos bent.
Nochtans, beste Tim, je kent de Westhoek goed. Je bent er een regelmatige gast. Afgelopen zomer nog was je één van de allereerste gasten in onze Kinderbrouwerij in Reningelst, op zondag 1 juli, een beetje puffend van het fietsen, biologisch tuinsapje in de hand. Dus zou je verdomd goed moeten weten dat er werk op de plank is in al die lokale besturen. Dat het er echt wel om doet, heel lokaal, in al die gemeenten. En dat dat helemaal niet stilvalt in juni 2014. Dat er werk genoeg is om door te gaan tot 2018. We hebben in de Westhoek een Frans-Belgische grens waarvan we in 2013 de 300ste verjaardag herdenken. Er is een Wereldoorlog waarvan we de 100ste verjaardag herdenken, tot in 2018! Maar het gaat om veel meer dan die dingen waarover we tot in Brussel willen roepen. Er moet hier ook gewoon plaats zijn voor onze kinderen om te spelen, om school te lopen, om voor en na school opgevangen te worden, om veilig te fietsen. En hun ouders willen graag in de streek werken en zich ontspannen, in sportzalen en culturele centra, in parken en bossen. Ze willen naar winkels rijden en er parkeren. Ze willen open weilanden en akkers. En hun grootouders willen liefst in hun huisje blijven wonen, met thuisverpleging en een taxidienst om ook nog eens door die winkel te kunnen lopen, schuifelend met de rolator. Of als 't niet meer lukt, willen ze een bed in een rusthuis, met zicht op de kerktoren van het dorp waar ze zijn geboren, waar ze hun kinderen hebben zien opgroeien. Ze willen hun kleinkinderen voor het raam zien passeren onderweg naar school. Zie je, Tim, dat zijn dingen waar die lokale politici allemaal mee bezig zijn, moeten zijn of zo niet dan worden ze er wel constant op aangesproken. Ik kon me niet van de indruk ontdoen dat die kopstukken daar niet bepaald van wakker lagen. Ze gaven mij de kwalijke indruk dat politici op de avond van de verkiezingen zich vooral zorgen maken over de volgende verkiezingen. En geloof me, lokale politici zitten niet zo in mekaar. Want zij moeten elke dag weer de straat op, onderweg naar hun gewone werk. Geen kans om wereldvreemd te worden!
Kijk, beste Tim Pauwels, dat had je ook wel eens mogen zeggen op je laatste werkdag als politiek journalist. Maar deontologisch zou dat niet helemaal koosjer zijn geweest, zeker?
Beste groeten uit Reningelst en altijd welkom voor een tuinsapje of een lokaal biertje,
Wim

dinsdag 9 oktober 2012

Stemplicht

Beste Lezer,

Ik ben nu in de eerste plaats een brief aan jou verschuldigd want sinds 11 september (hoe dwaas kan je zijn om precies dan te schrijven?) heb ik niets meer van me laten horen. Ik heb schoon schrijven over die rustige Westhoek en dat trage ritme dat we er hier op na houden. Niks van, ik hol mezelf achterna! Gek genoeg dikwijls ook om dingen te realiseren waardoor mensen precies wél zouden kunnen genieten van die Westhoek zoals ik hem graag heb, zoals ik hem beleef, zoals de Westhoek en bij uitbreiding de hele wereld er op zijn mooist op staat. Ik wil dat ze muziek horen of zelf spelen, dat ze goed theater te zien krijgen, dat ze creatief bezig kunnen zijn, dat ze ook in hun glas en op hun bord van de authenticiteit van de Westhoek kunnen genieten, dat ze verrassende plekken ontdekken, dat ze die verdomde oorlog hier weervinden en vertrekken met een krop in de keel. Al die dingen. Daar ben ik mee begaan. En dat kost tijd, in mijn betaalde baan, in mijn artistieke bezigheden,  in mijn engagement in de Westhoek. Het is de paradox van de actieve mens. De sterrenchef die haastig een croque achter de kiezen duwt, de onderwijzer die geen tijd heeft om zelf nog bij te leren, de schrijver die niet meer aan lezen toe komt...
Of zouden het die verkiezingen van zondag zijn die mij een schrijfkramp bezorgen? Ik behoed mij om me in het debat te mengen, tenzij ik het mag modereren natuurlijk... Ik ben niet vies van politiek. Wie een beetje actief is, doet altijd aan politiek. In wat je doet breng je mensen samen of je scheidt ze van elkaar. Je spant ze voor een maatschappelijke kar, je getuigt hen of overtuigt ze van je maatschappelijke visie, je maakt zelfs economische en ecologische keuzes. Je doet aan politiek, ook al is dat geen partijpolitiek. Het is op eieren lopen dezer dagen want de politiek die je in je leven voert, heeft dikwijls meer dan één partijkleur. Nu ook weer geen zeven. En al helemaal niet die... Ik bewonder ze, de mannen en vrouwen die de voorbije maanden hun nek hebben uitgestoken om kleur te bekennen en zich hebben geëngageerd om één bepaalde politieke, nee, partijpolitieke visie uit te dragen. Het dingen naar die stem is altijd wat sneu. Het heeft iets zieligs maar ik voel veel mededogen voor hen. Mijn baan is altijd het perfecte alibi geweest om niet in de partijpolitiek te stappen maar daarzonder zou ik misschien ook wel laf genoeg geweest zijn om het niet te doen. Om aan de wal te blijven roepen dat het schip stuurloos rondzwalpt. Nee, ik heb met ze te doen en ik bewonder ze mateloos. Aan mijn stemplicht voldoen is, is de enige dienst die ik hen kan bewijzen.
En dan stem ik voor wat traagheid, voor tijd om wat te genieten van die Westhoek van ons en voor wie die graag wil delen met andere mensen. 25 moeten we er vinden in Poperinge. Dat moet toch mogelijk zijn... Misschien moet ik hen dan maar een brief schrijven, na zondag.
Wim

dinsdag 11 september 2012

Zoektocht naar een vorig leven

Beste Bram,

Ik schrijf je een paar dagen later dan voorzien maar het is altijd zo druk hier, ja, ook hier in de Westhoek. Acht jaar al... Ik schrik me rot, acht jaar al sinds je daar in Italië het leven liet. "Het" leven zeg ik maar jij dacht eerder "dit" leven want je wist dat je er nog een paar te goed had, zoals je ook wist welk je voor dit leven had geleid.
Ik was erbij toen je voor 't allereerst "vreemde gewaarwordingen" had gekregen in de frontstreek, hier, rond Ieper. Ik werkte voor de radio en kwam een reportage maken over jou terwijl je bezig was met het draaien van de televisiedocumentaire "Duizend Bommen en Granaten". We hadden afgesproken bij het graf van John Condon in Poelkapelle en later die avond in Ieper. Toen vertelde je dat bizarre verhaal dat je, na ons gesprek, daar op die begraafplaats in Poelkapelle, in slaap was gevallen. Jij niet alleen maar de hele televisieploeg en dat jullie pas een uur of meer later opnieuw wakker werden en dachten dat er nauwelijks vijf minuten waren voorbij gegaan. De lage avondzon sprak dat tegen. Rare jongens, die Nederlanders, dacht ik toen. Het was 1990.
Zes jaar later. Broer Piet en ik hebben een brievenboek afgewerkt over de dichters die in de Ypres Salient streden en erover schreven. Het lijkt onwaarschijnlijk nu, maar zelfs de Britse War Poets waren toen nauwelijks bekend in Vlaanderen. Alleen het gedicht "In Flanders Fields" van John Mc Crae kende iedereen, van buiten. Ik had via de radio contact met je gehouden. Het waren jouw gloriedagen in Vlaanderen met twee fantastische CD's: "Vriend en Vijand" en "Achter mijn ogen". Ik draaide ze grijs in mijn programma's en je was vaak live te gast. Het leek me een aardig idee om jou te vragen om ons boek in te leiden, al was ik niet zeker of je nog wel in die Groote Oorlog geïnteresseerd was gebleven. Het is daar, die bloedhete avond in augustus van 1996, op de trappen van het kasteel van Zonnebeke, dat jij voor het eerst iets heel vreemd verkondigde. Het boek was mooi en interessant maar "ik hoef het niet te lezen", zei je, "mij hoef je die vreselijke dingen niet te vertellen, want ik was erbij..." Ik zag vreemde blikken in het publiek en de reacties op jouw rede waren eerder gekenmerkt door verwarring dan door herkenning, laat staan erkenning.
Je zoektocht naar dat vorige leven heeft je niet meer losgelaten en het beeld werd steeds scherper, de meewarige blikken en handgebaren ("zot!") steeds luider en heftiger. Je bleek een Waalse officier te zijn geweest in het Belgische leger. Ik wist eerlijk gezegd ook niet wat ik ermee moest maar je vertelde het met verve en je schreef er prachtige liederen over voor je album "Oorlog aan de oorlog".
Vlaanderen omarmde je, terwijl je in Nederland toch vaak de mindere, soms zelf mislukte helft van "Neerlands Hoop" zou blijven. En toch zal jouw liefde voor de Westhoek en de bezetenheid waarmee je schreef, filmde en zong over de Eerste Wereldoorlog, er niet helemaal vreemd aan zijn dat het leger Nederlanders dat tegenwoordig elk jaar naar Ieper komt, in 15 jaar tijd tig, zoals Nederlanders dat zeggen, tig keer groter is geworden. Heeft iemand je daar ooit voor bedankt, Bram? Of bleven ze je toch maar een rare Hollander vinden, met een veel te grote bek en een te luide lach? Die lach van je, Bram, ik kan hem zo weer oproepen. En hij zat nog in mijn oren van op het festival in Dranouter, toen dat onwaarschijnlijke bericht kwam. Uit Italië, 4 september 2004.
Maar weet je, met al jouw bizarre verhalen over reïncarnatie, heb ik soms ook gewoon het gevoel dat je er nog bent. Je bent erbij, Bram. Wanneer drinken we nog es wat en lachen we wat af?

Wim

donderdag 30 augustus 2012

DE TRADITIE VAN MONDGYMNASTIEK

Geachte Gerard Vermeersch,

"Avelgem, djudedju..." Dat zeggen mensen altijd als uw naam valt. Ik durf u niet te tutoyeren, daarvoor was u misschien te zeer van een andere generatie. Van 1923, dat is maar drie jaar jonger dan mijn vader maar u bent wel meer dan 25 jaar vroeger gestorven. Ik heb u één keer live meegemaakt, in de patronagezaal van Reningelst. Dat was toen nog een bescheiden cultuurtempeltje waar het plaatselijke Davidsfonds Heuvelland (jawel, Heuvelland...) kleine iconen van het Vlaamse theater en de kleinkunst naartoe haalde. Jan de Wilde, Miek & Roel, Hugo Raspoet, Theater Ivonne Lex, Het Reizend Volkstheater, noem ze, de coryfeeën van toen en ze hebben er gestaan, in die patronage. En dus ook u, meneer Vermeersch. U was éénoog in het land der blinden, als conférencier/cabaretier had u geen concurrentie in Vlaanderen en dus heetten uw collega's Toon Hermans of Wim Sonneveld. U had de mosterd ook daar gehaald. U vertelde nog een goed verhaal, u werkte nog aan de ontwikkeling van een sketch, met verrassende wendingen en een échte pointe. Dat is wat anders dan die stand-up comedians die menen al grappig te zijn bij het uitstoten van de naam van een politicus of een lid van de koninklijke familie. Of die hufterige oneliners aan elkaar rijgen zonder ook maar één moment de indruk te wekken dat ze een "programma" hebben. Ze trekken een blik grappen (bemerk de cursieve druk) open en als de klok te traag voorbij tikt, trekken ze een tweede blik open, met een iets meer belegen inhoud maar whatthefuck... Respect tonen voor je publiek hoort niet bij een stand-upper, toch? Maar pas op, het begint te dagen en de vakmannen snappen ondertussen dat het "wat meer mag zijn". Wim Helzen krijgt dan toch nog gezelschap in Vlaanderen.
Maar, ik schrijf u eigenlijk helemaal niet om, via u, de hedendaagse Vlaamse grappenmakers neer te sabelen, meneer Vermeersch. Ik schrijf u omdat straks op 1 september het schooljaar opnieuw begint, ook voor mij als directeur van de Kunstacademie. Ik ben daar, onder andere, directeur van de woordafdeling. Terwijl ik, als kind en tiener, nooit zelf naar de academie ben geweest! Wat een blasfemie, zal u zeggen. Wel nee, meneer Vermeersch, want u startte zelf een traditie in de colleges van Ieper en Poperinge waarbij er een belangrijke plaats op het uurrooster was weggelegd voor het vak "dictie". Die traditie werd ook na uw vertrek en later uw dood, in die colleges voortgezet. In die zin had ik deze brief ook kunnen openen met "Beste Roger en Jacques", ja kijk, die mensen durven ik dan toch, zij het met enige schroom, tutoyeren. Zij bezorgden mij hét lesuur om naar uit te kijken. Ze ramden de vette "e", "i" en "u" uit ons gehemelte, gaven ons tongbrekers als mondgymnastiek maar maakten ons vooral ook vertrouwd met lichtvoetige poëzie en flarden toneel, waar je volop spelplezier aan kon beleven. Ziet u, meneer Vermeersch (en Roger en Jacques), zo maakten jullie zo'n afdeling Woord aan een Muziekschool, quasi overbodig. En al helemaal voor jongetjes van "de buiten", zoals ik er een was. Dat is een pluim voor u en uw volgelingen maar het zegt natuurlijk ook veel over de tijdsgeest en het belang dat men toen nog hechtte aan de totale ontwikkeling van de mens. De homo moest niet alleen sapiens zijn, hij mocht ook ludens zijn, smaak hebben, engagement tonen, een geweten hebben en van  alle markten (een beetje) thuis zijn.
Sinds de economie het onderwijs dicteert en de grabbelcultuur hoogtij viert, is uw soort, meneer Vermeersch, quantité négligable geworden en kan alleen de afgebladderde verf aan de muren van de patronagezaaltjes overal ten lande nog vertellen over die tijd dat het volk nog naar 't theater geschopt werd. In zo'n tijden is de Kunstacademie waar straks een nieuw schooljaar begint, onontbeerlijk, haast levensnoodzakelijk geworden. Waar anders wordt "schoonheid" nog een beetje ernstig genomen?
Bedankt meneer Vermeersch en mocht het u van dienst zijn, de Kwaremont is weer dicht,
Wim

vrijdag 3 augustus 2012

SPOTS OFF WEST

Beste Frank en maten van Open Doek,

Ja, 't was een beetje een cultuurschok toen ik van bij jullie op Spots op West diezelfde zondag nog vertrok naar de Provence. De volgende middag liepen we door Avignon door een woud van affiches voor theatervoorstellingen, geplakt op karton en gebonden rond hekken, lantaarnpalen, brugrelingen, verkeersborden tot standbeelden en levende mensen toe. Ik kwam van een theaterfestival en ging naar volgend. Kleiner kon de overgang niet zijn? Nee, groter kan je je ze niet indenken. Jullie gingen er prat op dat je op vier dagen tijd meer dan 100 voorstellingen kon aanbieden. Weet je dat dat er een pak meer zijn dan op het festival van Avignon? 't Is te zeggen op het officiële festival. Dat festival waarvoor je, vermoed ik, achterpoortjes moet kennen om er kaartjes voor te bemachtigen. Wij slaagden er alvast niet in, ook niet op de eerste dag van de ticketverkoop... Maar het is niet dàt festival waarmee de bezoeker in Avignon wordt geconfronteerd. Wat zeg ik: geconfronteerd? Waarmee ze je om de oren slaan, dat je in je gezicht krijgt geslingerd. Nee, dat is het Off-festival. Het niet-officiële festival waar theatergezelschappen van over heel de wereld een plaatsje hebben bemachtigd in één van de meer dan honderd theaters, al of niet geïmproviseerd in een loods of gewoon in een binnentuin. Op Aviginon Off staan per dag soms meer dan DUIZEND voorstellingen geprogrammeerd. Echt waar. Op 11 juli: 1019 spectacles, op 19 juli 1035 en op 21 juli liefst 1038 spectacles. Er zijn ook zwakke dagen met maar 931 voorstellingen, op 23 juli... Ik wil maar zeggen, de proporties van dat festival van Aviginon, dat kan een mens zich niet voorstellen. Op die bewuste 21ste juli begint de eerste voorstelling dan ook al om 9u20 en om middernacht starten nog 3 zogenaamde spectacles... In 't Totaal werden zo'n 50.000 tickets verkocht.
Waarom schrijf ik je dit allemaal, Frank? Om "Spots op West" belachelijk te maken? Belange niet. Want, als het een troost mag wezen: we hebben fantastisch prachtige dingen gezien in Avignon maar ook héél erg zwakke voorstellingen, van dat Frans geleuter, intellectuele worstendraaierij, tètètè en blablabla maar waar gaat het over? Ken je 't? En dan zijn we nog niet eens naar één van die honderd voorstellingen gaan kijken die de Franse evenknie van "Tante Jutta uit Calcutta" zijn, Franse flutcomedies van treize in een douzaine.  Wat dat betreft heb ik de indruk dat je je op "Spots op West" veel minder kan mispakken aan een voorstelling. Jullie kwaliteit ligt, voor zover ik dat kan inschatten, vrij hoog. Maar wat ik wél mis bij jullie is het festivalgevoel en het engagement van de groepen. Je kan in het tweede weekend van juli door Westouter rijden en, als je niet écht goed kijkt, niet weten dat er een festival aan de gang is. En dan is er dat engagement van de groepen. In Avignon word je om de meter van zodra je binnen de stadsmuren bent, aangeklampt door flyeraars, straatkunstenaars en hele gezelschappen die een soort "trailers" voor hun voorstelling spelen om je toch maar in hun zaal te krijgen. De reden daartoe is simpel: elk gezelschap in heel West-Europa wil dolgraag op Avignon staan, dit jaar en liefst opnieuw volgend jaar. Maar wie voor een lege zaal speelt, mag een uitnodiging voor volgend jaar wel vergeten. En dat is wat Avignon Avignon maakt, dat bijna gênante maar dan ook weer ontroerende  dingen naar de gunst van het publiek. Wie in Westouter speelt, doet dat allicht ook liever voor een volle zaal maar het zal hem, haar of hen in feite worst wezen of de keet draait of niet. Ik weet wel dat er een artistiek eergevoel is dat sterk meespeelt, maar dat bijna noodgedwongen engagement is er niet. Misschien moeten jullie wel, zoals Avignon, een piepklein officieel "Spots op West" programmeren en een groots "Spots Off West" in het leven roepen. Just for the fun!
Ik wens jullie alvast een boeiend toneelseizoen toe,

Wim

zondag 24 juni 2012

Een Poperingse Calimero


Beste Henri Permeke,
Morgen zal het precies 100 jaar geleden zijn dat je zoon Constant trouwde met Maria Delaere. Je vond het maar niets, dat huwelijk. Marietje was maar een kantwerkster en waarschijnlijk ook een model want Constant leerde ze kennen in Latem. Maar het meest verderfelijke vond je er misschien wel aan dat Marietje eigenlijk van... Poperinge was!
Poperinge, waar jij geboren werd en waar je nu, 100 jaar na je dood, een zomer lang terug thuis komt op de tentoonstelling "Permeke tot Permeke". Ik heb je de voorbije jaren, in de aanloop naar die tentoonstelling, een beetje beter leren kennen. Of ik je zou durven tutoyeren, daar aarzel ik over. Want bescheiden ben je niet echt. Heeft dat met die zware Westhoekklei te maken? Dat je er eindelijk uit geraakte en dat je je daardoor een beetje verheven boven de rest voelde? "Trek me uit de Vlaamse klein", zong Raymond. Zo moet je je ook gevoeld hebben. Die hunker naar meer, verder, hoger, die moet je onrustig gemaakt hebben in je jeugd. Ik stel me je voor als een dromerig jongetje, turend over de reling van de Vleterbeek en dromend van de wijde oceaan. Want met water heb je je hele leven iets gehad. Het bracht je uiteindelijk in Oostende waar je een heer van stand zou worden in de kunstwereld. Maar eerst waren er je studies. Je wilde leren schilderen aan de prestigieuze academie van Brussel. De spoorweg lag er al, dat was het probleem niet. De centen wel en je riep de hulp van de stad Poperinge in. Als die niet meteen gul toehapte, speelde je een lepe truc, die nog altijd werkt! Zeg gewoon even tussen neus en lippen: "Je moest eens weten hoe ze dat in Ieper doen, Christof!" Paf, je hebt de burgemeester van Poperinge zò op zijn paard, of liever op zijn gulden draak die prijkt op de toren van zijn gerenoveerde stadhuis. Jij, speelde 't ook zo: "Ha, in Yperen, ja, dààr steunen ze tenminste hun jonge kunstenaars!" Een klein, leep mannetje was je. Een beetje nijdig ook denk ik. "Een nete" noemen ze dat in sommige delen van West-Vlaanderen.
In "Permeke tot Permeke" wordt je leven opengelegd aan een lange inhoudstafel, een échte tafel met inhoud, op de benedenverdieping van het stadhuis. Je biografie leest een beetje als die van Calimero. Je wou alles wel, je wou het allemaal zo graag, maar het lukte nooit helemaal. Je kon dat wel feilloos verdoezelen door dan toch telkens weer op de right place at the right time te zijn. Je was toch maar bij dat kleine kransje van fotografiepioniers, maar je zus was beter, je was lid van die succesvolle Poperingse toneelkring maar niet op de planken (wel als secretaris), je was medestichter van de kunstenaarsgroep l'Essor maar de interessantste figuren (Khnopff, Ensor, Rops) vormden een nieuwe club zonder jou. In Oostende wurmde je je in de kunstkringen als restaurateur en toen je conservator van het eerste Stedelijk Museum voor Schone Kunsten werd, kon je eindelijk oogsten. Eindelijk kon je iets betekenen voor Ensor en zijn talentvolle tijdgenoten. Eindelijk konden ze maar beter meneer Permeke zeggen tegen jou. Maar de vruchten van die oogst smaakten jou toch wat bitter in de mond, want aan de vooravond van je dood, voelde je al dat je zoon de naam Permeke groot zou maken, met een zwierige voornaam ervoor en dat zou niet Henri zijn...
Zie je, ik heb toch een beetje met je te doen, meneer Permeke. Manneke van Poperinge en daar precies nooit echt mee kunnen omgaan. Ach, je wil ze geen eten geven, al die Westhoekers die je vandaag tegenkomt in Gentse, Brusselse en Antwerpse kringen, die hun slechte tongval dan nog larderen met nog wat lelijker Brabants erdoor om toch maar niet te moeten toegeven dat ze van... Owee als je oppert: "Maar zeg, ken ik jou niet van...", als de gesmeerde bliksem hebben ze iemand anders gezien die ze al zo lang wilden spreken, en weg zijn ze, de kop toch nog lichtjes tussen de schouders. Soms droom ik een witte eierschaal op hun hoofd.
Dag meneer Permeke, ik kom je nog wel eens opzoeken van de zomer,
Wim

woensdag 20 juni 2012

Boomverhalen

Beste Eik,
Het is ondertussen al woensdag en nog geen brief "op het einde van de week". Er zijn geen zekerheden meer, niet waar, Thomas...
Ik schrijf je omdat ik nog iets kleins wil vertellen over dat nieuwe In Flanders Fields Museum. Eén van de meest opmerkelijke objecten is precies géén oorlogstuig, zelfs niet iets van de vele parafernalia van soldaten of getuigen uit de Eerste Wereldoorlog. Neen, het is een schijf uit een boomstam, van een collega van jou, een zomereik, uit het kasteelpark van Elverdinge. Hij stierf een natuurlijke dood in 1994 maar bij het verzagen, trof men zwartgeblakerde sporen van kogel- of granaatinslagen van de Groote Oorlog. Zo stil had ik het landschap nog nooit zien getuigen van de wereldbrand, zo mooi had ik de veerkracht van de Westhoek, de wil om hier opnieuw te willen leven, nog nooit gesymboliseerd gezien dan in die boomschijf.
Sindsdien kan ik mijn ogen niet meer weghalen van boomstammen. Ik reed maandag naar Proven en zag langs de weg talloze bomen met een duidelijke wonde van auto's die er tegenop knalden. Aan één hing nog een bosje plastic bloemen maar ook andere vertelden het trieste verhaal van tientallen automobilisten en passagiers die er de dood vonden of levenslang verminkt raakten door de klap. "Stomme boom" hoor je dan wel eens zeggen. Alsof het jullie schuld is.
En zo zijn er vele bomen die een verhaal vertellen. De eik aan de voet van de Kemmelberg die door een bom door midden werd gereten, maar toch als een tweeling voort groeide, is een icoon geworden. De Elfnovembergroep, de groepering die achter het volksspel "Nooit brengt een oorlog vrede" zat, koos de eik als symbool. Aan de andere kant van de Kemmelberg vertelt een veel jongere boom, alweer een eik, het verhaal van Jacques Covemaeker die er in 1983 met de tractor op een onontplofte schrapnelbom reed en er het leven liet.
En jijzelf, beste eik, die mij in de herfst wel eens uit mijn slaap houdt omdat de eikels de hele nacht door over het dak ratelen, jij hebt ook een verhaal. Toen Vake in 1951 zijn eerste en enige huis in de Westhoek bouwde, waarmee hij voor goed vrede nam met het gemis van de zee, plantte hij die eik bij een kapelletje. Daarin een kopie van de madonna van Michelangelo in de OLV-kerk in Brugge. Een eerbetoon aan de maagd of misschien vooral aan zijn jonge vrouw, Bruggelinge én Maria, al noemde hij ze Mietje. Als we cowboy en indiaan speelden, was het aan jou dat we werden vastgebonden. En ik weet nog hoe kwaad mijn vader was toen broer Frank twee nagels in jouw stam had gedreven om er een touw aan vast te maken. Dagen lang heb je gebloed. Zou die wonde nog terug te vinden zijn, midden jouw bast?
In datzelfde tuintje stond verschillende decennia een perzikboom. Die kwam mee met een schoonbroer uit Brussel. Tientallen jaren hebben we fantastische, witte perziken gegeten met Brusselse roots. Vorige zomer heeft hij het begeven onder de te zware last. Alsof hij nog een laatste gulle afscheidsgroet wilde brengen. Van de week nog aten we ingevroren perzikmoes van zijn oogst. Een paar stronken staan nu als kinderstoeltjes op ons terras. En in de tuin staat een perzikboom die groeide uit een loot van die Brusselse loot. Een Brusselaar van de tweede generatie dus. En zo gaat ook dat verhaal nooit helemaal verloren. Alleen, veel perziken zullen er van de zomer niet zijn. 't Wordt een rotjaar voor 't fruit, zegt iedereen. Hopelijk voor eikels ook. Dan hou je me wat minder uit mijn slaap.
Groei ze!
Je onderdaan,

Wim

maandag 11 juni 2012

IFF 2.0.

Beste Piet,

We zijn zondag, in een vliegende vlucht, zoals zoveel mensen in de late zomer van 1914, door je nieuwe museum gelopen. Het ging allemaal te snel om er een grondig oordeel over te vormen, maar wat opviel was al meteen adembenemend: verbluffende vormgeving (Janpieter is een meester!), beklemmende soundscape en je ziet plots weer dat het museum in die prachtige lakenhallen staat. Ik heb haast niets gelezen en maar twee filmpjes bekeken, maar ik kan alleen maar zeggen dat ik verlang om terug te keren met veel meer tijd.
Je zag er gelukkig uit, broertje! En nu ik je schrijf, moet ik weer denken aan dat jaar, 1995, waarin we er een intense correspondentie op na hielden. We waren buren en onze brieven behoefden geen postzegels. Email bestond nog niet. We zeulden nog met floppy discs door onze tuin. Het resultaat van al dat schrijven werd "De Troost van Schoonheid", een boek over de dichters van de Eerste Wereldoorlog in de Ypres Salient. Het was toen nog vernieuwend om over een ander gedicht dan "In Flanders Fields" te praten. Het was even wennen toen het nieuwe museum in Ieper uitgerekend, juist ja... We schreven toen al over dat museum dat er ooit eens moest gaan komen in Ieper. Jij schreef: 'Als er straks in Ieper een nieuw Vredesmuseum komt, dan zal er veel respect en deemoed nodig zijn.' Ik antwoordde: 'Als dat museum er komt, zal men daar moeten afstappen van het denken in termen van vriend en vijand.' Onwaarschijnlijk dat jij een jaar na het verschijnen van dat boek mocht gaan solliciteren in Ieper. De rest is geschiedenis: een bankier-met-tegenzin werd een bevlogen bezieler van een museum dat geconcipieerd was voor 100.000 bezoekers per jaar maar er telkens meer dan het dubbele over de vloer kreeg. En Ieper is niet alleen oorlogscommerce, maar vooral ook een overtuigde Vredesstad geworden die een vredesprijs uitreikt. Goed gedaan broertje!
Als de horden toeristen die worden verwacht, straks onze gewesten overspoelen, zoals de vreemde troepen destijds in de nazomer van '14, dan hoop ik dat ze jouw museum als instap voor een bezoek aan de Salient gebruiken. Want hoe verwonderlijk het ook lijkt, het blijft belangrijk om te herhalen dat de Groote Oorlog waanzin was en dat mensen dat elkaar hebben aangedaan. Dat het allemaal ontsproten is aan het brein van perfide strategen, die overigens wat graag wetenschappers onder de hand namen om hun moorddadige plannetjes efficiënt te laten verlopen, maar dat het dom kanonnenvlees was dat de klus mocht klaren en dat de klos werd. Zelfs bijna veertig jaar na het volksspel "Nooit brengt een oorlog vrede", mag je dat nog niet overal zo scherp stellen. In jullie museum doe je dat wel. Je deed het al in '98 en jullie zijn er niet voor afgestraft, integendeel. IFF 2.0. is zo mogelijk nog explicieter in zijn pacifisme. Of die indruk had ik toch. Boontje wilde zijn lezers een geweten schoppen. Met een bestseller als IFFm sjot je een hele generatie de goeie kant op, al is 't maar voor de duur dat ze hier in de Westhoek vertoeven.
Haal nu maar wat slaap in, Piet, en ik kijk uit naar een privégidsbeurt met jou in I.F.F. 2.O.
Liefs,

Wim

maandag 4 juni 2012

GEFUSEERD

Beste Sandy,
De hele week is er gekibbeld en gepalaverd over de grootte en de leefbaarheid van Belgische gemeenten. Een heer van een clubje Vlaamse bedrijfsleiders (VOKA) zei dat gemeenten die minder dan twintigduizend inwoners hebben,  niet levensvatbaar zijn. Ongetwijfeld zijn daar economische argumenten voor te vinden. Omzet, kritische massa, kostenbaten, dat soort vrolijke termen. De hele Belgische pers komt dan natuurlijk bij jou terecht, als burgemeester van het kleinste stadje van België, met  net geen duizend inwoners. Jij lacht dan eens breedkaaks, wat dat betreft heb je je smoeltje wel mee (om het met Raymond te zeggen), maar je zegt misschien ook wel rake dingen over kleinschaligheid en de nabijheid van het beleid.
Ik ben opgegroeid in een relatief klein dorp dat in 1976 fuseerde met Poperinge. Dat blijkt nu dus één van de drie gemeenten in de hele Westhoek die, volgens mister Voka, levensvatbaar kan zijn. Met de hakken over de sloot hoor, want bij mijn weten zit Poperinge heel niptjes onder die twintigduizend inwoners. Op mijn zestiende werd ik dus plots, zonder te verhuizen, Poperingenaar. Nou ja, zo heet dat dan. En het viel me niet zwaar want ik had ondertussen ook al mijn Reningelsts liefje ingeruild voor een meisje van 't stad en door 't school en klap lopen in Poperinge, raakte ik ook wel een beetje vergroeid met de stad.
Toch blijf ik in de eerste plaats Reningelstnaar, of misschien wel van de Zevekote want die van de Ouderdom voelen zich toch ook weer wat anders dan die van de platse en die van de Busseboom, ja dat zijn ook andere en die van de Visserijmolen, oei, oei, dat zijn polderjongens, terwijl wij al tegen de bergen  aan schurken...
Ik kom wel eens in Noord-Frankrijk, waar iedere negorij, een kerk en zeven huisjes eromheen, zijn eigen maire heeft. Die heeft zijn kantoortje in de Mairie waar hij ook nog een paar adjoints-au-maire heeft rondlopen. Ze hebben het allemaal vooral druk met hun boerderij, hun winkeltje of de boulot in de fabrique in de buurt van Lille. En toch zijn de wegen hier ook nog berijdbaar, heeft iedereen er elektriciteit en betalen ze allemaal belastingen. Veel hebben die burgemeestertjes niet te zeggen, allicht. Er zijn intercommunales die hen veel werk (en bevoegdheden) uit handen nemen. De mannetjes en vrouwtjes met hun bleu-blanc-rouge sjerp zijn bijna zo folkloristisch als de reus die elk van die negorijen ook heeft. Op beide zijn de bewoners even trots en er heerst nog een soort eigenwaarde in Oxelaere, Arneke of Crochte. "C'est à nous!" Bij ons moet die officiële eigenwaarde komen van bewonersplatforms die dikwijls moeite hebben om boven de klaagzooi uit te komen.
Ach, ik weet het niet. Provincies afschaffen maar dan weer gemeenten maken die lijken op kleine provincies. Blijven we zo niet bezig? Levensvatbaarheid is één ding, maar daar kan je aan verhelpen. Provincies maken bijvoorbeeld... Beleid voeren met een menselijk gelaat is een ander ding. En dat zal bij jou in Mesen wel gemakkelijker zijn dan bij Patrick in Antwerpen of Daniel In Gent. Hoewel, als je die twee alleen al vergelijkt, weet je 't wel.
Veel groeten van op de Zevekote, bij uitbreiding ook Reningelst-Poperinge-West-Vlaanderen-Vlaanderen-België-Europa en ochere, een onnozel planeetje van twee keer niks,

Wim


zondag 27 mei 2012

Waar kinderdromen gisten

Beste Brouwer Six,

Je brouwerij, waar jij in 1963 de brouwboeken dichtsloeg, kwam de voorbije weken mooi in het nieuws. En ikzelf ook. Dus dacht ik, na enige aarzeling: niet flauw doen, laat ik maar eens over en voor eigen winkel praten.
Toen jij het brouwen voor bekeken hield, werd het hele complex van de mouterij en de brouwerij St.-Joris   in Reningelst één grote opslag voor alles waar jij mee begaan was: de wielerclub, de brandweer, de tientallen cafés die je in je bezit had en natuurlijk ook je duiven. Vooral die gevederde vrienden lieten niet zo'n aardige sporen achter, tussen het prachtige brouwmateriaal dat stilaan onherkenbaar verkommerde. Keer op keer toen we doorheen de ruïnes dwaalden, veertig jaar later, ontdekten we weer nieuwe koperen kuipen en prachtige ingenieuze instrumenten. Je zou haast weer zin hebben gekregen om er opnieuw te brouwen. Maar dat kon niet meer want je had, met een goedgelovig hart, enkele essentiële elementen, zoals de roerkuip, doorverkocht aan mooipraters die uiteindelijk nooit een druppel most of vlok gist in de buurt van de tuigen zouden laten komen.
Enfin, het noopte ons tot andere toekomstplannen met jouw gebouwen en die hebben we gevonden. Jij had zelf "'kind noch kraai", zoals dat hier heet, maar toch worden kinderen een beetje koning in jouw brouwerij. Ze krijgt zelfs de naam "Kinderbrouwerij". We gaan er voorstellingen maken voor gezinnen met kinderen: muziek, dans, theater, film, tentoonstellingen. De hele site moet een thuis worden voor kinderen en hun ouders, grootouders, ooms en tantes. Ik wed dat volwassen mensen er heel even weer het kind in zich zullen laten boven komen.
En als de homo sapiens ook altijd een beetje een homo ludens is, dan zal die spelende mens zijn hart kunnen ophalen in onze gezinskroeg, waar je samen met iets lekkers in je glas ook een rijk menu aan spelletjes krijgt geserveerd. Heel wat van die spelletjes kregen een eigen Westhoekthema mee. Na de streekgastronomie is er nu ook een streekspelonomie.
Over 32 dagen moet onze Kinderbrouwerij open gaan. De zenuwachtigheid om die deadline houdt me vele uren wakker maar op een zonnige dag als deze, droom ik van een brouwerijkoer vol spelende kinderen, banken en stoelen met monkelende dames en heren die na de eerste schroom te hebben overwonnen, zich onomwonden hebben overgegeven aan de spelletjesdrift en een kransje dorpelingen dat tevreden meesmuilt en denkt: Jef den brouwer, die draait zich nu niet van wrok in zijn graf, nee, die maakt nu een klein vreugedansje in zijn pompeuze grafkelder.

Wim
www.kinderbrouwerij.com

zaterdag 12 mei 2012

Moederdag

Liefste Moeke,

Het moet van de zomer van 1983 geleden zijn dat ik je nog een brief schreef. Dat deden we van op huwelijksreis in Spanje. Om jou en Vake te bedanken voor het mooie trouwfeest en voor alles dat ons had gebracht tot die dag en die beslissing om mekaar die belofte te doen. Het zal straks 15 jaar geleden zijn dat  we jou voor 't laatst kwamen opzoeken voor Moederdag, maar die sterke moeder, die leidersrol die je wel moest opnemen bij ontstentenis van een vader die thuis was, die rol had je al veel vroeger moeten lossen.
Morgen is 't weer moederdag en ik zal ongetwijfeld wel eens aan je denken. Zeker sinds ik bij ons laatste verblijf aan zee in jullie laatste woning, foto's vond van jou als jonge moeder, als bruidje, als verliefde bakvis, als tiener zelfs. Wat was je mollig hè?
Moederdag mag dan door mensen die als bewuste, consuminderende burgers (met altijd dat vleugje cynisme) in het leven staan, worden afgedaan als een commerciële boel en  zo vegen ze het dus op één hoopje met Valentijn en Halloween. Die laatste twee mag je zo van de kalender halen maar één dagje die vrouwen die niet alleen de last van de zwangerschap en de pijn van de verlossing hebben moeten dragen, maar doorgaans ook het meest moeten opdraaien voor alle praktische en opvoedkundige poespas, om maar van het troosten van de kleine en grote verdrietjes te zwijgen, één dagje voor hen is echt niet overbodig. Niet dat vrouwen die zich niet tot het moederschap geroepen voelen, geen bewonderenswaardig leven kunnen leiden, maar als ze wel moeder zijn, doe ik er toch ongelooflijk mijn hoed voor af. Ik ben een vader, niet eens zo'n onverschillige denk ik, maar ik weet hoe onevenwichtig het doorgaans verdeeld is. En daar hebben zelfs nieuwe mannen niet altijd greep op. Een moederhart zit nu eenmaal anders in elkaar.
Wat moeten er veel gebroken zijn, toen, als je hun zonen telt op de dodenakkers van de Westhoek rijdt. Hoe zong Willem het: "Altijd iemands vader, altijd iemands kind." Je zal het maar meemaken dat dat wezentje dat jij met je eigen kracht uit je schoot hebt gebaard, dat wicht dat je voor 99% met jouw bloed en jouw lichaam hebt gekweekt (van dat herenkwakje zal het toch niet komen zeker), dat ze je eigen vrucht in een uniform stoppen en opdracht geven om andere kinderen geboren uit andere moederschoten te gaan afschieten. En als je je eigen kind dan niet meer ziet thuis komen, als die dooie vrucht dan voor eeuwig achterblijft in een ver en vreemd stuk grond, dan kan ik me niet inbeelden dat je daarbij denkt: "If I should die, think only this of me: that there's a corner in a foreign field that is forever England." Laat die onzin maar over aan naïeve, mannelijke dichters die nog niet wisten wat hen te wachten stond. Die nog niet beseften dat ze straks, in dat vreemde land nog zouden huilen om hun... mama.
Dag Moeke, 't was fijn om nog eens met je te praten. De kinders stellen 't goed. Ze komen morgen wel langs, voor moederdag.

je Wim

vrijdag 4 mei 2012

Ave

Liefste Onzevrouwke,

Het is jouw maand, ook al wordt die ingezet door de goddelozen met hun rode vlaggen. Niet helemaal onlogisch want die zoon van je was ook een socialist. Het zat je niet mee met die jongen. Krijg dat als moeder maar eens in de wieg geworpen. En aan die onbevlekte conceptie ervan heb je ook al niet veel plezier beleefd, vermoed ik. Met die vader heb ik het toch wat lastig. Als hij de mens naar zijn evenbeeld heeft geschapen, dan had hij't  beter zo gelaten. Wie schept nu iets waar genen in zitten die Hitlers, Stalins en Breivikken kan voortbrengen?
Maar met jou heb ik wel iets. 't Is te zeggen, ik heb met je te doen. Je leven wordt wel eens in "zeven smarten" samengevat en ik durf geloven dat in jouw biografie meer smart dan luim te vinden was. Is het daarom dat precies jij de grote troostbrenger in troosteloze dagen was en bent? Ik reed van de week nog door Klerken waar ze na de Eerste Wereldoorlog een Lourdesgrot met jouw beeltenis bouwden boven op een Duitse bunker. Je vertrapt er als het ware, met blote voeten, de oorlogswaanzin die de hele omgeving naar de verdommenis hielp. Ik was niet zo lang geleden in Lourdes, het echte Lourdes. Wat een menselijke ellende vind je daar samen, bijgod! Je kan het intriest noemen, volksverlakkerij. Maar vreemd genoeg vond ik er alleen maar blije mensen, hoopvolle mensen, of mensen die hun lot aanvaardden. Enfin, mensen die troost hadden gevonden. Dat is pas miraculeus...
Ons ouderlijk huis stond afgeladen vol beeltenissen van jou. Moeke koesterde ze allemaal. Wij hebben er zowaar ook vier. Of nee vijf, want er zit nog een Michelangeloreplica in de tuinmuur.  Op zondagmorgen kon ons vader de trap afkomen terwijl hij uit volle borst "Liefde gaf u duizend namen" zong. En op zaterdagavond moesten wij naar het kapelletje op de Zevekote om de paternoster af te dreunen. Hoe saai kan je 't bedenken, maar wat een aparte sfeer van verbondenheid voelden we toen. Ze zijn haast allemaal dood, de dibben en trutten (zo noemden we ze) die rondom ons stonden in dat kapelletje.
Zie je, onzevrouwke, het komt toch altijd weer bij dat fundamentele gevoel van melancholie, die komt, des avonds, voor het slapen gaan... Hier in de Westhoek word ik letterlijk nog op elke hoek van de straat herinnerd aan dat vrouwke dat zo aanwezig was in mijn jeugd. Nostalgie, het schijnt not done in deze twittertijden. Maar ik val er nu eenmaal aan ten prooi. En helemaal als 't zo'n strontweer is in de meimaand. Vroeger, ha, vroeger was 't altijd mooi weer... Troosteloos weer is 't nu en dan geeft het gemijmer aan hoe jij steeds weer opduikt in mooie herinneringen mij, jawel, troost.

Geniet van je maand,

Wim

zaterdag 28 april 2012

Een kleine AB

Beste meisje met de zware bril,

Ik ken je niet, maar ik schat dat je zestien of wat bent. Ik zag je tussen honderden leeftijdsgenoten, gisterenavond. Die ouwe kale man die niet veel verder kwam dan de entree, dat was ik. Rondom mij zelfs mannen in pak, met stropdas. Politici. Fiere mannen. En hun vrouwelijke collega's, in vrolijke jurkjes straalden ook. Eentje glom zelfs, terecht. Maar jij en je leeftijdsgenoten keken misschien wat vreemd op van die ouwe of stijve kerels, maar jullie glunderden ook wel.
Het tafereeltje speelde zich af bij de opening van het gloednieuwe Jeugdcentrum in hartje Poperinge. Na een jaar in de diaspora kan de Poperingse jeugd eindelijk weer fuiven op een steenworp van de Grote Markt, op de rand van het stadspark. En het mag gezegd, het is een schitterend complex. Niet dat ik nog een vaak gesignaleerd fuifbeest ben maar ik ken toch de trieste aanblik van betonnen platenkoten, veredelde hangars en andere treurige krochten die ze dan maar "fuifzaal" noemen. 't Is voor de jeugd, 't zal dus toch naar de verdommenis worden geholpen, schijnt de redenering daarachter te zijn. Niet dus in Poperinge. "Een kleine AB" noemde die glimmende schepen het. Enfin, ze schreeuwde het terwijl Customs door de zaal scheurden. Elke vergelijking loopt mank, maar het minste wat je kan zeggen is dat de stad de jeugd hier au sérieux neemt.
En dat in de Westhoek, die elke dag, nee, zeg vooral elke julimaand, al een halve eeuw lang, weer moet vechten tegen de zogenaamde braindrain. Talentrijke, geëngageerde, intelligente jonge kerels en meiden die na studies in Kortrijk, Leuven of Gent de weg niet meer terugvinden naar de Westhoek. Ook die zag ik in grote getale rondlopen gisterenavond. Die flamboyante, knappe Poperingse twintigers die nu het leger van 50.000 Gentse West-Vlamingen versterken. Zelfs een fantastisch Jeugdcentrum zal daar niet aan verhelpen. Je moet al die jonge gasten met universitaire, artistieke of andere hogeschooldiploma's op zak ook een leven kunnen bieden. Brood op de plank! Liefst met gelei of Nutella. Ik zie ze met lede ogen vertrekken, die talentrijke muzikanten, toneelspelers en tekenaars uit de Kunstacademie, die tappers van het Jeugdhuis, enfin, mijn eigen kinderen zelfs. Zo'n Jeugdcentrum zal ze hopelijk nog wat vaker terug naar de huisstede lokken maar er zijn metrostellen vanuit Rijsel of HSTtreinen uit Gent nodig, liefst gratis, om ze hier ook op een blauwe maandagavond nog te houden.
Maar niet triest zijn, nu. Even genieten, nu. En waar ligt die Perdolan? Had jij die ook van doen, vanmorgen, meisje met de zware bril. Amuseer je vanavond. Ik kan daar niet meer tegen, twee dagen na elkaar.

Wim

vrijdag 20 april 2012

Helden?

Beste euh...,
Zondag is het Erfgoeddag in Vlaanderen met als thema "Helden". Het is natuurlijk een prachtig thema. De wereld heeft helden nodig, blijkbaar. Daarvoor zijn prijzen bedacht. Nobelprijzen en prijzen voor de mooiste snotvink. En sinds de uitvinding van de reality show en de dictatuur van de human interest in de journalistiek is iedereen wel eens de held van de dag. "We could be heroes, just for one day", zong David Bowie in de jaren '70 en toen vonden  we dat nog straf. Bowie was toen een beetje onze held. Dat moest als je aan de universiteit zat. Want Bowie was artistiek en hij zong Bertolt Brecht. Ja, heldhaftig hoor!
Hier en daar zal ten lande de lokale grootste held worden verkozen naar aanleiding van Erfgoeddag. Daar komen best leuke verhalen en figuren door naar boven. En hoe minder ze aan het cliché van dé held beantwoorden, hoe leuker de verhalen zijn. Want geef toe, zo'n perfecte helden als Asterix of Kuifje, daar word je behoorlijk moe van, als onvolmaakt mens.
Komt erbij dat hier in de Westhoek het woord "Helden" ook een vreselijke bijklank krijgt. In haast elk dorp vind je 't woord terug op het monument voor de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog: "Aan onze Helden - A nos héros". Ik heb ondertussen net iets te veel dagboeken, brieven en getuigenissen gelezen van soldaten en burgers die er middenin zaten en ik heb weinig heldhaftigs gelezen. In tegendeel. Gasten die de held wilden uithangen, brachten hun maten alleen maar in gevaar. Ik hoor het Jerome Monkerhey uit Vlamertinge nog zeggen: "Er zijn oudstrijders die zeggen: ik heb dat gedaan en ik heb dit gedaan. Ik geloof er niks van. Je hield je kalm en hoe minder jij schoot, hoe minder zij terugschoten. Ik was geen oorlogsman. Ik ben nooit gestraft geweest, maar ik heb nooit meer gedaan dan ik moest." En dan spreekt hij dan zinnetje uit dat pure poëzie is: "Wij hadden een hazenleven, met dat verschil dat de jacht op ons heel 't jaar open was en op de hazen maar een paar maanden..."
Ik wilde deze brief richten tot mijn held. Maar nee, laat Erfgoeddag maar een paar interessante figuren even portretteren maar je hoeft er echt geen helden van te maken. Als ik door de Westhoek rij en ik tel de zerken, dan heb ik snel mijn bekomst van helden.
Wim

zondag 8 april 2012

De laatste Dubliner

Beste Barney McKenna,
Je hebt deze stralende Paasochtend niet gehaald. Je bent ineen gestuikt bij 't nippen aan een kop koffie, 's ochtends. Dat is bijna ironisch voor wie hield van de nacht en de Ierse whiskey als de beste maaltijd beschouwde.
Ik heb je leren kennen als kind. Mijn oudste broer bracht een LP mee van The Dubliners, jullie debuutplaat, waarop jullie speelden in de oorspronkelijke bezetting: Ronnie Drew, Ciaran Bourke, Luke Kelly en jijzelf op de banjo. Het was de allereerste folkplaat die bij ons thuis binnen kwam. En het zou nog een jaar of zeven duren voor de tweede kwam, via mijn andere broer die The Chieftains had ontdekt. Daarna was het hek van de dam. Mijn eerste folkplaat was er ook één van jullie: Live at Montreux, uit 1974. Daarop stond dat magistrale lied "The town that I loved so well", wat een fantastische zanger was die Luke Kelly toch. En natuurlijk ook jouw bravourestuk: "The Mason's Apron", waarin je met je banjo een duel aangaat met de fiddle van John Sheahan.
Het was die allereerste plaat, uit 1964, die mij dik tien jaar later in Dranouter zou brengen, in folkkroeg "De Zon". Het waren de gloriejaren voor de folk in Vlaanderen, Frankrijk en Groot-Brittannië. En die waren, tot spijt van wie 't benijdt, door jullie voorbereid vanuit Ierland. Waren jullie met "Seven drunken nights" en "Whiskey in the jar" niet in Top of the Pops beland, naast The Beatles (!), dan zou de folkrevival het gegarandeerd een stuk lastiger hebben gehad. Zelfs de toen veruit populairste groep in Vlaanderen, Rum, heeft alles aan jullie te danken. Het was een optreden van The Dubliners in de Alma in Leuven die Wiet van de Leest, Dirk Van Esbroeck en Paul Rans er uiteindelijk toe overhaalde om zelf een groep te stichten. Als bedankje zetten ze een vertaling van die andere Dublinersklassieker, "The Black Velvet Band" op hun eerste LP.
Enfin om maar te zeggen, beste en diepbetreurde Barney, zonder jou en je maten was folkkroeg "De Zon" er misschien nooit gekomen en was Alfred den Ouden ook nooit op dat gekke idee gekomen om een folkfestival te organiseren. En de cirkel was helemaal rond toen jij in 1984 op het podium van dat festival stond. Ik heb je toen gezien en daarom schrijf ik je, vanuit de Vlaamse Westhoek, een afscheidsbrief. Want de zuidkant van die Westhoek zou er ook wat stiller en anoniemer bij hebben gelegen was er dat festival niet geweest. Dranouter is niet zozeer een plaatsnaam dan wel een merknaam. Het staat voor muziek, akoestische muziek, muziek met wortels, muziek die iets meer wil vertellen dan zomaar klinken. Zie je, eigenlijk haalde jij, zonder dat te beseffen, dat onooglijke gat van tussen de plooi tussen Kemmel- en Ravelsberg. Een bedankje is wel op zijn plaats. Merci Barney en bij de eerstvolgende Guinness die ik in 't Folk in Dranouter drink, klink ik op jou. Slainte,
Wim
PS: Op 8tracks maakte ik een afspeellijstje ter uwer ere (zie link rechts boven)

dinsdag 3 april 2012

Pleidooi voor onnuttigheid

Beste Fons Leroy,

Als opperpief van de VDAB stelde u: "De maatschappij tolereert niet langer dat ze moet betalen voor iemand die een studiekeuze maakt waarvoor op de arbeidsmarkt geen vraag is." U had daarbij onder andere de studie der letteren in gedachten. Aan nog meer verwerpelijk tuig dat die letteren niet eens bestudeert maar, godbetert, zelf bedrijft, kunstenaars dus, daar durft u allicht zelfs niet aan denken.
Als linguist en achter mijn uren ook een beetje schrijvelaar ben ik behoorlijk ondersteboven van uw stelling. Ik vind ze zelfs een beetje onwelvoeglijk om niet te zeggen gevaarlijk. De volgende stap is dan allicht dat u, samen met enkele andere hoge piefen, telt hoeveel van elk nuttig soort mensen u nodig hebt de komende jaren en dat u die potentiëlen van de middelbare scholen plukt en in de gepaste studie of op de gepaste werkvloer dropt. Daar was vroeger een naam voor: planeconomie en ze werd bedreven door communisten, een soort waarmee u zich allicht niet wil associëren, meneer Leroy?
Wat heb ik genoten van essayist Marc Reugebrink die u lik op stuk gaf in het programma Joos op Radio 1. Jawel, meneer Leroy, weet u dat er mensen worden betaald om zomaar wat radio te maken. Erreg hè! Reugebrink pleitte voor het koesteren van onnuttigheid en daar hoort kunst natuurlijk bij. En in die kunst pleit hij voor "Slow Art", want zelfs in de kunst is het mercantiele binnengeslopen met hapklare brokjes light kunstigheid. In "Slow Art" mag het ook al eens wat trager doordringen.
En kijk, dat, meneer Leroy, brengt mij terug bij de Westhoek. Wij houden hier namelijk van enige traagheid. Buurman-streepje-sterrenchef Kobe Desramault serveert slow food, we houden van trage wegen en proberen nog eens stil te staan bij de pracht van een paars tapijt boshyacinten, de trage vlucht van een reiger, de sierlijke vlucht van de helikoptertjes uit een els. Al die schoonheid moesten de frontsoldaten danig missen aan het front van de Grote Oorlog en toen beseften ze 't: alleen schoonheid brengt troost. Dat zei Ivor Gurney en omdat hij die niet vond in de buurt van zijn loopgraaf, schiep hij die schoonheid maar zelf. Hij schreef prachtige gedichten.
U hoeft ze niet te lezen, meneer Leroy, maar laat ze ons gewoon prevelen, zingen, ja, zelfs bestuderen, tegen de snelheid van het licht, van een glimwormpje...
Volstrekt onnutige groeten,

Wim

vrijdag 23 maart 2012

SPECTACULAIRE METAMORFOSE

Beste Treurwilg in de tuin van mijn buren,
't Is lente, ook in de Westhoek. Is die anders dan elders in Vlaanderen, in Europa, in de wereld? Dat zou wel heel pretentieus zijn. En toch. De lente merkt iedereen allicht het beste in zijn eigen tuin of in het zicht dat hij elke dag door zijn raam heeft. Uit onze woonkamer zien we jou het hele jaar door. Je bepaalt onze horizon, die door jou trouwens wel erg dichtbij staat. Maar dat vergeven we je want jij bent het die elk jaar de échte lente inluidt. Mijn tenen krullen als ik weerlieden als Frank godbetert Deboosere hoor over de meteorologische lente die dan ergens eind februari begint of zo. Wat een klinkklare onzin. De lente begint als jij, beste Treurwilg, groen kleurt. Het is trouwens een spectaculaire metamorfose. Een week geleden hing er een eerste grijsgroene waas in je takken, een paar dagen later was het al een frisgroene wemeling en sinds gisteren zijn het heuse groene blaadjes. Wat een aandoenlijk schouwspel.
En straks wordt het helemaal mooi, als de bergen, die elke dag weer als een amfitheater opdoemen als ik op De Hoogte kom bij 't binnenrijden van Reningelst, weer groen staan. Nu zijn het nog logge, lichtjes dreigende, donkere hopen op de einder. Straks worden het uitnodigende, haast lieflijke heuveltjes. Dat woord bestaat natuurlijk alleen maar in toeristische folders: lieflijk. En als iets niet lieflijk is dan moet het wel pittoresk wezen, of het haalt de folders niet. Dit terzijde, want het mag best in alle toeristische folders staan dat er straks wel iets heel bijzonders aan de hand is op die heuvels, als de boshyacinten bloeien. Als dan de zon even doorheen het piepjonge, groene gebladerte tot op dat blauwe tapijt schijnt, dan ben je even weer onder de indruk van de schepping (wie dat dan ook voor mekaar heeft gekregen).
Ik ken één plek waar je gedurende hooguit één week nog de laatste hyacinten ziet terwijl de brem al vlamt en de meidoorns in volle bloei staan. Ik hou ze voor mezelf.
Hou je goed, Treurwilg en doe je naam vooral geen eer aan,
Je buurman Wim

vrijdag 16 maart 2012

Op de poep het duin af

Beste Neef Geert,
Van de week las en hoorde ik nogal wat gejuich over 20 jaar Duinendecreet. 99 schadeclaims behandeld, 1000 hectare duin gevrijwaard. Waarom merk ik daar niets van in de duintjes van onze kinderjaren? Enfin, het enige wat ik merk is dat ze verdwenen zijn. Dat las je trouwens tussen het gejuich door. Voor de kleine, versnipperde lapjes duin heeft het Duinendecreet niets kunnen doen. En precies die duintjes waren ons paradijs.
Van op het balkom van jullie speelkamer kon je zo de duinen in springen. Een waaghalzerijtje waar ik ze toch een beetje voor kneep. Van die duin, aan jullie achterdeur in St.-Idesbald kon je helemaal tot in Koksijde Bad door het zand lopen. Het was een ketting van kleine duintjes van een paar are groot, behalve dan die aan Ster-der-Zee. Dat zijn nu nog de enige die zijn overgebleven. Overal elders staan er nu gedrochten die op een villa willen lijken maar erg veel weg hebben van een flatgebouw. Ik vertel het mijn kinderen wanneer we nu via de kleine straatjes hetzelfde traject afleggen. Soms probeer ik nog de doorsteek te maken tussen twee van die bouwsels door. Dan kijken ze mij een beetje gek aan: ons vader is weer nostalgisch...
Wij, de kleine kozijntjes moesten op onze poep gaan zitten en jullie, grote neven, trokken ons het duin af. Zo kregen we een prachtige piste voor onze knikkers. Zakken, kilo's knikkers kochten we elke zomer opnieuw. En ik ken nog al hun namen. De gele waren die van Merckx. Vanaf '69 reed hij tenslotte haast elke zomer van mijn jeugd in 't geel. Rood waren die van Flandria: Freddy Maertens of Eric Leman. Van Looy en De Vlaeminck waren in 't blauw en Frans Verbeeck en de Watneys waren in 't wit. En dan was er nog groen, voor coureurs waar we niet van hielden: Benoni Beheyt of Bernard Thévenet. Vijftig knikkers hadden we (marbels noemden jullie die en wij, uit de Westhoek profonde: maais) en per afdaling viel de laatste af. Voor één wedstrijd hadden wij zelf dus 50 keer die duinenhelling op en af gerend. En of we goed sliepen 's nachts!
Weg, allemaal, die speelduintjes waar we Franstalige kolonies pestten, politie en bandiet speelden en vrijende stelletjes bespiedden. Het duinendecreet heeft 1000 hectare duinen gespaard. Fantastisch, maar ze dragen allemaal een naam, er lopen bewegwijzerde wandelpaden door en er staan borden met informatie over fauna en flora. De duinen zijn iets bijzonders geworden, alsof ze nooit zo vanzelfsprekend zijn geweest als... als een Belg die de Tour de France wint.
Beste groeten, Geert en hopelijk treffen we mekaar tijdens de Paasvakantie aan zee,

Wim

vrijdag 9 maart 2012

Het jongere broertje van Mercator

Beste Gerard Cremer,
Gelukkige verjaardag, man. Je werd er van de week 500. Niet kwaad. Ik schrijf je uit de Westhoek, een streek die je op de kaart hebt gezet. Niet moeilijk, natuurlijk want jij hebt de hele wereld op de kaart gezet. Ik had eerlijk gezegd wel een groter en mondialer feestje verwacht voor 's werelds belangrijkste cartograaf. Of zo leerden we 't toch in onze geschiedenisboeken over Mercator, want zo noemde je jezelf. Om wat ernstiger te worden genomen.
Kende jij je veertig jaar jongere collega uit de Westhoek: Pieter Plaetevoet? Of misschien onder zijn ernstige naam: Petrus Plancius? Hij was ook cartograaf en zeevaartkundige. Hij ontwierp allerlei ingenieuze instrumenten om het de opvarenden gemakkelijker te maken. Hij was van Dranouter maar kon daar niet blijven want behalve wetenschapper was hij ook een bevlogen aanhanger van het nieuwe geloof, zoals dat toen werd genoemd. Hij predikte Calvijn achter hagen en in holle wegen van het Heuvelland. In Dranouter wisten ze verdomd goed hoe gevaarlijk dat was. Elke week werd er wel eens eentje onder groot vertoon naar de Ravelsberg gevoerd om er te worden onthoofd op opgehangen. Tot op vandaag noemen de mensen uit de buurt het de Galgenberg.
De grond werd heet onder Pieters (Plaete)voeten en hij vluchtte naar Nederland. Pas daar zou hij zich tenvolle ontpoppen als cartograaf. Het waren zijn kaarten en instrumenten die de Verenigde Oost-Indische Compagnie gebruikte om handelsmissies en uiteindelijk kolonies te stichten in de hele wereld. De VOC zou Nederland een Gouden Eeuw bezorgen.
Kijk, beste Gerard, voor een kereltje uit Dranouter vind ik dat nu eens ferm, zie. En waren die katholieke Spaanse fanatiekelingen er niet geweest met hun inquisitie dan was Pieter misschien gewoon gebleven. En was de grote VOC de Verenigde Oostendse Compagnie geweest en was Indonesië van ons geweest. Niet dat ik eraan twijfel dat Multatuli er minder vreselijke taferelen zou hebben gezien in de koffieplantages...
Beste groeten uit de Westhoek, dat ligt zo... hier ongeveer op die bol van jou,
Wim

vrijdag 2 maart 2012

Lijn 69

Beste Treinconducteur van Lijn 69,
"Zyj gy niet die schryver?" vroeg hij me vorige dinsdag. Ik was het. Zijn moeder knipte onze briefwisseling uit de krant en hij las ze dan met wat vertraging. Het knippen zat hen in de genen... Hij wist dus nog niet dat we ermee waren gestopt. "Wel potverdikke, nu juist dat ik u zie". De kaartjesknipper kende Willem Vermandere persoonlijk, was nog een tijdje een soortement roadie geweest. "En welk nieuws krijgen we dan in de plaats van dat ene kleine kadertje?", vroeg hij verwonderd. De waan van de dag...
De trein bolde Ieper binnen, hij moest me laten. Na een halve dag Brussel reed ik opnieuw via Lijn 69 de Westhoek binnen. Wat is het al lang klaar, merkte ik.
Er is geen mooier manier om de Westhoek binnen te rollen dan deze spoorweg. Bij het station Komen/Comines verlaat een trosje Franstaligen de coupé. Daarna loopt het spoor kilometers lang naast het traject van de vaart Komen-Ieper. In Komen is dat nu een fitometerparcours geworden. Verderop, net voorbij de plek waar ik de trein nog heb weten stoppen voor het station Hollebeke, maakt de vaart een bocht en duikt het waterlint de bossen in: het fantastische natuurdomein De Palingbeek. Het bos stopt op een historische plaats: Hill Sixty waar het spoor tot tegen de kraag van de bomkrater komt. Aan de overkant ligt een andere krater van de mijnenslag van 7 juni 1917: Caterpillar. Geen wonder dat even later, links en rechts, militaire begraafplaatsen opduiken, ook voorbij Ieper nog, in De Brandhoek. Maar tegen die tijd heeft de horizon de aandacht van de treinreiziger al gestolen. De heuvelrij ligt er over de hele breedte van het treinraam uitgerold. Hoe belachelijk hun hoogte ook in cijfers mag zijn, het blijven kolossale hopen aarde als je van de polders of de Leievlakte er naartoe rijdt.
Lijn 69 sterft een paar honderd meter voorbij het station van Poperinge. Het kaarsrechte wandelpad verraadt dat het spoor nog verder liep. Op Google Earth zie je 't traject nog door de aarde scheuren tot een stuk in Frankrijk, in Hazebrouck. Maar dat is een heel andere geschiedenis, misschien voor een volgende keer.
Je vroeg me om eens over de trein te schrijven. Bij deze dan. Benieuwd of je me hier ooit op deze pagina vindt.
Knip ze!
Wim

zaterdag 25 februari 2012

Trage groet


Beste Willem Vermandere, Dit is hij dus, de laatste brief die ik jou mag schrijven op kosten van Het Nieuwsblad. De volgende keer moet er een zegel op plakken en de lezers zullen niet meer over de schouder mogen meelezen. Onze luttele 1500 tekens (spaties inbegrepen!) moeten plaats maken voor "de waan van de dag". Er is meer plaats nodig voor nieuws. Dat moeten we toegeven, Willem, in onze brieven was geen nieuws te lezen. Hooguit grepen wij een elementje uit de actualiteit aan om te mijmeren over de dingen die voorbij zijn gegaan. Er zat een flinke dosis nostalgie in onze brieven, terwijl geen van ons beiden bepleit dat het vroeger beter was. Maar het verleden draag je nu eenmaal met je mee en het is noodzakelijk dat mensen durven achterom kijken, in de hoop in de toekomst niet dezelfde stommiteiten uit te halen. En ja, ik geef toe, er zit in mij wel iets van een "Opa vertelt", ook al heb ik nog geen kleinkinderen.
De krant zal het zonder dat kleine rechthoekje Westhoekse traagheid moeten doen, maar ook ik zal brieven blijven schrijven. Jij kiest voor papier en zegel, misschien moet ik dan maar helemaal virtueel gaan. Hoe zou 't zijn als er eens wat traagheid in Twitterland kwam? Als er eens een rustplek kwam in die zotte digitale wereld. Als er een Westhoek bestond op het world wide web. Een virtuele plek met veel spaties... Is dat niet onze missie, Willem: stokken in de op hol geslagen wielen steken? Een laatste trage groet, ook aan jou, lezer, en misschien tot weerziens of lezens,
 Je Wim
PS: Bij deze publiceer ik deze laatste krantenbrief maar als eerste blogbrief