zaterdag 28 april 2012

Een kleine AB

Beste meisje met de zware bril,

Ik ken je niet, maar ik schat dat je zestien of wat bent. Ik zag je tussen honderden leeftijdsgenoten, gisterenavond. Die ouwe kale man die niet veel verder kwam dan de entree, dat was ik. Rondom mij zelfs mannen in pak, met stropdas. Politici. Fiere mannen. En hun vrouwelijke collega's, in vrolijke jurkjes straalden ook. Eentje glom zelfs, terecht. Maar jij en je leeftijdsgenoten keken misschien wat vreemd op van die ouwe of stijve kerels, maar jullie glunderden ook wel.
Het tafereeltje speelde zich af bij de opening van het gloednieuwe Jeugdcentrum in hartje Poperinge. Na een jaar in de diaspora kan de Poperingse jeugd eindelijk weer fuiven op een steenworp van de Grote Markt, op de rand van het stadspark. En het mag gezegd, het is een schitterend complex. Niet dat ik nog een vaak gesignaleerd fuifbeest ben maar ik ken toch de trieste aanblik van betonnen platenkoten, veredelde hangars en andere treurige krochten die ze dan maar "fuifzaal" noemen. 't Is voor de jeugd, 't zal dus toch naar de verdommenis worden geholpen, schijnt de redenering daarachter te zijn. Niet dus in Poperinge. "Een kleine AB" noemde die glimmende schepen het. Enfin, ze schreeuwde het terwijl Customs door de zaal scheurden. Elke vergelijking loopt mank, maar het minste wat je kan zeggen is dat de stad de jeugd hier au sérieux neemt.
En dat in de Westhoek, die elke dag, nee, zeg vooral elke julimaand, al een halve eeuw lang, weer moet vechten tegen de zogenaamde braindrain. Talentrijke, geëngageerde, intelligente jonge kerels en meiden die na studies in Kortrijk, Leuven of Gent de weg niet meer terugvinden naar de Westhoek. Ook die zag ik in grote getale rondlopen gisterenavond. Die flamboyante, knappe Poperingse twintigers die nu het leger van 50.000 Gentse West-Vlamingen versterken. Zelfs een fantastisch Jeugdcentrum zal daar niet aan verhelpen. Je moet al die jonge gasten met universitaire, artistieke of andere hogeschooldiploma's op zak ook een leven kunnen bieden. Brood op de plank! Liefst met gelei of Nutella. Ik zie ze met lede ogen vertrekken, die talentrijke muzikanten, toneelspelers en tekenaars uit de Kunstacademie, die tappers van het Jeugdhuis, enfin, mijn eigen kinderen zelfs. Zo'n Jeugdcentrum zal ze hopelijk nog wat vaker terug naar de huisstede lokken maar er zijn metrostellen vanuit Rijsel of HSTtreinen uit Gent nodig, liefst gratis, om ze hier ook op een blauwe maandagavond nog te houden.
Maar niet triest zijn, nu. Even genieten, nu. En waar ligt die Perdolan? Had jij die ook van doen, vanmorgen, meisje met de zware bril. Amuseer je vanavond. Ik kan daar niet meer tegen, twee dagen na elkaar.

Wim

vrijdag 20 april 2012

Helden?

Beste euh...,
Zondag is het Erfgoeddag in Vlaanderen met als thema "Helden". Het is natuurlijk een prachtig thema. De wereld heeft helden nodig, blijkbaar. Daarvoor zijn prijzen bedacht. Nobelprijzen en prijzen voor de mooiste snotvink. En sinds de uitvinding van de reality show en de dictatuur van de human interest in de journalistiek is iedereen wel eens de held van de dag. "We could be heroes, just for one day", zong David Bowie in de jaren '70 en toen vonden  we dat nog straf. Bowie was toen een beetje onze held. Dat moest als je aan de universiteit zat. Want Bowie was artistiek en hij zong Bertolt Brecht. Ja, heldhaftig hoor!
Hier en daar zal ten lande de lokale grootste held worden verkozen naar aanleiding van Erfgoeddag. Daar komen best leuke verhalen en figuren door naar boven. En hoe minder ze aan het cliché van dé held beantwoorden, hoe leuker de verhalen zijn. Want geef toe, zo'n perfecte helden als Asterix of Kuifje, daar word je behoorlijk moe van, als onvolmaakt mens.
Komt erbij dat hier in de Westhoek het woord "Helden" ook een vreselijke bijklank krijgt. In haast elk dorp vind je 't woord terug op het monument voor de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog: "Aan onze Helden - A nos héros". Ik heb ondertussen net iets te veel dagboeken, brieven en getuigenissen gelezen van soldaten en burgers die er middenin zaten en ik heb weinig heldhaftigs gelezen. In tegendeel. Gasten die de held wilden uithangen, brachten hun maten alleen maar in gevaar. Ik hoor het Jerome Monkerhey uit Vlamertinge nog zeggen: "Er zijn oudstrijders die zeggen: ik heb dat gedaan en ik heb dit gedaan. Ik geloof er niks van. Je hield je kalm en hoe minder jij schoot, hoe minder zij terugschoten. Ik was geen oorlogsman. Ik ben nooit gestraft geweest, maar ik heb nooit meer gedaan dan ik moest." En dan spreekt hij dan zinnetje uit dat pure poëzie is: "Wij hadden een hazenleven, met dat verschil dat de jacht op ons heel 't jaar open was en op de hazen maar een paar maanden..."
Ik wilde deze brief richten tot mijn held. Maar nee, laat Erfgoeddag maar een paar interessante figuren even portretteren maar je hoeft er echt geen helden van te maken. Als ik door de Westhoek rij en ik tel de zerken, dan heb ik snel mijn bekomst van helden.
Wim

zondag 8 april 2012

De laatste Dubliner

Beste Barney McKenna,
Je hebt deze stralende Paasochtend niet gehaald. Je bent ineen gestuikt bij 't nippen aan een kop koffie, 's ochtends. Dat is bijna ironisch voor wie hield van de nacht en de Ierse whiskey als de beste maaltijd beschouwde.
Ik heb je leren kennen als kind. Mijn oudste broer bracht een LP mee van The Dubliners, jullie debuutplaat, waarop jullie speelden in de oorspronkelijke bezetting: Ronnie Drew, Ciaran Bourke, Luke Kelly en jijzelf op de banjo. Het was de allereerste folkplaat die bij ons thuis binnen kwam. En het zou nog een jaar of zeven duren voor de tweede kwam, via mijn andere broer die The Chieftains had ontdekt. Daarna was het hek van de dam. Mijn eerste folkplaat was er ook één van jullie: Live at Montreux, uit 1974. Daarop stond dat magistrale lied "The town that I loved so well", wat een fantastische zanger was die Luke Kelly toch. En natuurlijk ook jouw bravourestuk: "The Mason's Apron", waarin je met je banjo een duel aangaat met de fiddle van John Sheahan.
Het was die allereerste plaat, uit 1964, die mij dik tien jaar later in Dranouter zou brengen, in folkkroeg "De Zon". Het waren de gloriejaren voor de folk in Vlaanderen, Frankrijk en Groot-Brittannië. En die waren, tot spijt van wie 't benijdt, door jullie voorbereid vanuit Ierland. Waren jullie met "Seven drunken nights" en "Whiskey in the jar" niet in Top of the Pops beland, naast The Beatles (!), dan zou de folkrevival het gegarandeerd een stuk lastiger hebben gehad. Zelfs de toen veruit populairste groep in Vlaanderen, Rum, heeft alles aan jullie te danken. Het was een optreden van The Dubliners in de Alma in Leuven die Wiet van de Leest, Dirk Van Esbroeck en Paul Rans er uiteindelijk toe overhaalde om zelf een groep te stichten. Als bedankje zetten ze een vertaling van die andere Dublinersklassieker, "The Black Velvet Band" op hun eerste LP.
Enfin om maar te zeggen, beste en diepbetreurde Barney, zonder jou en je maten was folkkroeg "De Zon" er misschien nooit gekomen en was Alfred den Ouden ook nooit op dat gekke idee gekomen om een folkfestival te organiseren. En de cirkel was helemaal rond toen jij in 1984 op het podium van dat festival stond. Ik heb je toen gezien en daarom schrijf ik je, vanuit de Vlaamse Westhoek, een afscheidsbrief. Want de zuidkant van die Westhoek zou er ook wat stiller en anoniemer bij hebben gelegen was er dat festival niet geweest. Dranouter is niet zozeer een plaatsnaam dan wel een merknaam. Het staat voor muziek, akoestische muziek, muziek met wortels, muziek die iets meer wil vertellen dan zomaar klinken. Zie je, eigenlijk haalde jij, zonder dat te beseffen, dat onooglijke gat van tussen de plooi tussen Kemmel- en Ravelsberg. Een bedankje is wel op zijn plaats. Merci Barney en bij de eerstvolgende Guinness die ik in 't Folk in Dranouter drink, klink ik op jou. Slainte,
Wim
PS: Op 8tracks maakte ik een afspeellijstje ter uwer ere (zie link rechts boven)

dinsdag 3 april 2012

Pleidooi voor onnuttigheid

Beste Fons Leroy,

Als opperpief van de VDAB stelde u: "De maatschappij tolereert niet langer dat ze moet betalen voor iemand die een studiekeuze maakt waarvoor op de arbeidsmarkt geen vraag is." U had daarbij onder andere de studie der letteren in gedachten. Aan nog meer verwerpelijk tuig dat die letteren niet eens bestudeert maar, godbetert, zelf bedrijft, kunstenaars dus, daar durft u allicht zelfs niet aan denken.
Als linguist en achter mijn uren ook een beetje schrijvelaar ben ik behoorlijk ondersteboven van uw stelling. Ik vind ze zelfs een beetje onwelvoeglijk om niet te zeggen gevaarlijk. De volgende stap is dan allicht dat u, samen met enkele andere hoge piefen, telt hoeveel van elk nuttig soort mensen u nodig hebt de komende jaren en dat u die potentiëlen van de middelbare scholen plukt en in de gepaste studie of op de gepaste werkvloer dropt. Daar was vroeger een naam voor: planeconomie en ze werd bedreven door communisten, een soort waarmee u zich allicht niet wil associëren, meneer Leroy?
Wat heb ik genoten van essayist Marc Reugebrink die u lik op stuk gaf in het programma Joos op Radio 1. Jawel, meneer Leroy, weet u dat er mensen worden betaald om zomaar wat radio te maken. Erreg hè! Reugebrink pleitte voor het koesteren van onnuttigheid en daar hoort kunst natuurlijk bij. En in die kunst pleit hij voor "Slow Art", want zelfs in de kunst is het mercantiele binnengeslopen met hapklare brokjes light kunstigheid. In "Slow Art" mag het ook al eens wat trager doordringen.
En kijk, dat, meneer Leroy, brengt mij terug bij de Westhoek. Wij houden hier namelijk van enige traagheid. Buurman-streepje-sterrenchef Kobe Desramault serveert slow food, we houden van trage wegen en proberen nog eens stil te staan bij de pracht van een paars tapijt boshyacinten, de trage vlucht van een reiger, de sierlijke vlucht van de helikoptertjes uit een els. Al die schoonheid moesten de frontsoldaten danig missen aan het front van de Grote Oorlog en toen beseften ze 't: alleen schoonheid brengt troost. Dat zei Ivor Gurney en omdat hij die niet vond in de buurt van zijn loopgraaf, schiep hij die schoonheid maar zelf. Hij schreef prachtige gedichten.
U hoeft ze niet te lezen, meneer Leroy, maar laat ze ons gewoon prevelen, zingen, ja, zelfs bestuderen, tegen de snelheid van het licht, van een glimwormpje...
Volstrekt onnutige groeten,

Wim